Kia
Lettie en Carlo zijn op vakantie.
Zij hebben twee van hun katten meegenomen naar de vakantieboerderij waar zij zitten.
Dit zijn huiskatten, komen nooit buiten. De twee andere katten, Wilo en Kia, hebben ze thuisgelaten.
Deze katten gaan graag dagelijks een half uurtje naar buiten.
Op de vakantielocatie kon dit natuurlijk niet en in het belang van deze twee katten hebben zij ze verzorgd op hun vertrouwde stekje thuis achtergelaten. Konden ze wel lekker dagelijks even naar buiten.
Dan bereikt Lettie het telefoontje van de verzorgster dat Kia over de schutting is geklommen en niet terug is gekomen. Kia is een jaar of vier, vijf oud. Woont sinds een jaar bij de familie en was daarvoor een zwerver. In het afgelopen jaar is er veel met haar gedokterd en is Kia uitgegroeid tot een echte huiskat.

Drie dagen na Kia's vermissing word ik ingeschakeld.

Ik luister naar Kia.
Ze vertelt mij dat de familie zonder haar is vertrokken. Twee van de katten hebben ze meegenomen maar Wilo en zij werden achtergelaten. Kia beschouwde dit als een hint: wij gaan weg, jij moest nu ook maar gaan. Bij haar vorige huis was het ook zo gegaan. Kia is niet boos of zo. Zo schijnt dat nu eenmaal bij de mensen te gaan. Ze heeft de hint begrepen en daarom is ze weggegaan. Ze is er wel onrustig door, maar ja, wat wil je, ze is niet in haar vertrouwde omgeving.

Ik leg Kia uit dat dit allerminst de bedoeling is geweest. Ik vertel haar waarom zij niet mee was naar de boerderij. Dat Lettie haar en Wilo uit liefde voor hen hebben thuisgelaten. Als ze dit verhaal hoort, lijkt ze zich wel te schamen. Hoe heeft ze zo kunnen denken? Ik vertel haar dat de mensen over een paar dagen thuiskomen. Ze verzekert mij dat zij voor die tijd weer thuis zal zijn. Ze laat mij een hereniging zien, ze komt thuis in een warm nest.

De volgende dag belt Lettie mij. De buurman had haar net gebeld: "Jouw Kia zit bij mij onder de bank. Wat moet ik nu?"