Caesar |
Caesar, bijna 14,
kater, gecastreerd. Hij is overleden als ik met hem in contact treed.
Hij is erg mensgericht en niet bang
voor vreemden. Het is een zelfverzekerde kat. Hij heeft een stevige basis. Hij laat mij zien dat hij een goed leven
heeft gehad. Dat hij
vaak naar buiten mocht. Vooral die vijver, die vond hij leuk. Witte ganzen, eenden. Het
was een sloot. Er lagen veel veren. Hij keek daar graag naar het leven in
het water. Dat vond hij machtig interessant. Hij was verrast als de vijver
bevroren was en hield van de seizoenswisselingen. Hij was nieuwsgierig en leergierig.
Hij geeft aan dat zijn favoriete eten sudderlapjes, of kip was. Het was iets
met draadjes. Hij vertelt dat Liesbeth dat zo heerlijk kon klaarmaken. Beetje mayo
erover. Smullen. Hij vertelt mij dat hij het nu goed
heeft, dan zijn leven over was. Op. Ten einde. Hij vindt dat hij fijn is gestorven.
Heeft er niets van gemerkt. Beetje stuiptrekkingen nog
maar dat was het. Geen pijn gehad. Heeft een heerlijk poezenleven gehad. Mocht een kat zijn. Was geliefd. Was
ook een tijdje de partner voor Liesbeth. Hij zegt dat hij bij Liesbeth niks tekort
is gekomen. Die kip, die vond hij heerlijk. Alleen die draadjes tussen
zijn tanden, dat vond hij niks. Moest Liesbeth wel om lachen. Hij laat mij
zien dat hij ook wel eens een schaaltje melk kreeg. Poezenmelk zal het wel geweest zijn. Ceasar komt op mij over als een heel positieve
kat die je heel
doordringend kon aankijken. Ik zie iets met een glazen druppel
aan een koordje en vraag Liesbeth of zij zoiets in de kamer heeft hangen.
Die druppel vond Ceasar wel mooi. Kon
ie naar kijken en naar hengelen. Liesbeth wil nu nog geen andere kat in huis. Misschien ooit nog eens. Ze voelt het als verraad naar Caesar toe.] Ceasar begrijpt niet waarom dat 'ooit' moet zijn. Hij vindt het juist een ode aan hem. Hij adviseert Liesbeth snel weer een kameraadje te nemen. Hij zou Liesbeth bij iedere kat aanbevelen. Hij geeft aan dat er in het asiel een volwassen gesteriliseerde poes zit. Een zwarte met witte bles die geknipt is voor Liesbeth. Hij weet dat die kat wel op haar wacht totdat zij er klaar voor is. Hij ziet het niet als verraad maar hij gunt Liesbeth met alle liefde een ander kameraadje en hij gunt elke andere kat Liesbeth. Hij geeft aan dat niet elke kat zo’n goed leven heeft gehad als hij geeft. Hij laat mij zien dat hij het goed
kon vinden met andere
mensen in de buurt. Ik zie hem relaxed op de stoep liggen zonnen. Ik zie
honden voorbij komen en andere katten. Voor een van de katten lijkt hij bang. Die kat
is een slag groter dan hij. Daarvoor gaat hij wel een blokje om. Ik vraag hem of hij nog iets specifieks kan vertellen. Hij laat mij zien dat hij de trap
op liep als hij naar buiten ging. Daar stond dan een deur en een raam open en daar liep
hij via het
dak en zo naar beneden op de grond. Hij vraagt mij tegen Liesbeth te zeggen dat het verschil tussen hier in de hemel zijn en daar bij Liesbeth zijn, niet zo groot is en dat er niet veel katten zijn die dat kunnen zeggen. Nogmaals dringt hij erop aan die kat uit het asiel te nemen. Hij vindt die combinatie goed voor Liesbeth en voor de kat. Na afloop van het gesprek, zegt Liesbeth dat ik dit verhaal mag publiceren maar wel onder een gefingeerde naam. "Leuk, doe ik. Dan hernoem ik
de kat Caesar, okay?" |